Fanaa'

Geen van de geleerden der voorgeslacht (Salaf) heeft ooit beweerd, dat deze toestanden waarin het verstand niet meer functioneert een voortreffelijkheid in het geloof betekenen, die de bezitter ervan maakt tot een walie van Allaahu Ta`ala, zoals de mystici beweren.

Zoals ibn Taymiyyah aan de woorden dauq en wadjd hun mystieke betekenis ontneemt, door ze te verklaren in een aan de mystiek niet verwante opvatting, handelt hij ook met het woord fanaa'. In een toestand van fanaa' is de minnaar die geheel opgaat in de beminde, zo, dat hij zich van zijn eigen bestaan niet meer bewust is, zodat hij, wanneer zijn beminde in het water valt, achter haar aanspringt denkende er zelf in te vallen.

Mystieke gebruik duidt fanaa' de toestand van de mysticus aan, die zóó intens aan Allaahu Ta`ala denkt, en wiens liefde en dienst zóó uitsluitend op Allaahu Ta`ala gericht zijn, dat hij niet in staat is nog iets anders buiten Allaahu Ta`ala te onderscheiden, zodat hij zich zijn eigen bestaan niet meer bewust is en denkt, Allaahu Ta`ala te zijn. Dit verdwijnen van het waarnemen van iets anders buiten (fanaa' `an shuhoed siwaallaah) verklaart ibn Taymiyyah voor een zwakte toestand, die van de eerste generatie na Rasoel'ullaah (salaallaahoe `alayhie was sallem) (Salaf) niet bekend is, omdat hun geloofstoestand daar te sterk en te volmaakt voor was. Eerst in de generatie volgende op die van de metgezellen van de Profeet (salaallaahoe `alayhie was sallem) (ashaab) kwamen zulke toestanden voor.

In nog veel groter dwaling echter verkeren die mensen, voor wie alle bestaan uiten Allaahu Ta`ala verdwenen is, die leren, dat het bestaan van Allaahu Ta`ala en dat van het geschapene één is (fanaa' `an wudjoed siwaallaah). Aan de bestrijding van deze aanhangers van het monisme, zoals ibn 'Arabie en ibn Sina is een belangrijk gedeelte van de aangehaalde twee werken van ibn Taymiyyah gewijd.

Tegenover deze twee door hem afgekeurde soorten van fanaa' stelt ibn Taymiyyah de zijne. Het is het verdwijnen van de dienst van een ander dan Allaahu Ta`ala (fanaa' `an 'ibadah siwaallah), die daarin bestaat, dat de mu'min door het dienen van Allaahu Ta`ala vrij raakt van het dienen van een ander dan Allaahu Ta`ala. Hij zegt hierover: "Het is de realiteit van het erkennen van Allaahu Ta`alas eenheid (al haqiqatut-Tauwhied), waarmee Allaahu Ta`ala de gezanten gezonden heeft, en om der wille waarvan Hij de boeken heeft geopenbaard".Even afwijzend als ibn Taymiyyah staat tegenover de mystieke toestanden, is ook zijn houding ten aanzien van de dingen, die deze toestanden opwekken: muziek, dans en bepaalde soorten dikr.

  • Geschreven door: Shaychoel-Islaam, Ibn Taymiyyah rahiemehoellaa.

0 reacties:

Een reactie posten