Ibn 'Arabee beweerde dat alle heidenen en afgodendienaren zich op de waarheid bevonden, aangezien Allaah volgens hem alles is. Daarom, wie een afgod aanbad, of een steen aanbad, of een boom, of een mens, of een ster, dan aanbad hij Allaah. Hierover zegt hij:
Dus de persoon die het volledig begrijpt is hij die iedere object van aanbidding ziet als een manifestatie van de waarheid die daarin zit, waarvoor het aanbeden wordt. Daarom noemen zij het allemaal een god, samen met de bijbehorende naam, of het nu een rotsblok, of een steen, of een dier, of een persoon, of een ster, of een engel is. [Al-Fusoos (1/195), al-Wakeel: Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 38).
Dus ibn 'Arabee verklaard hun afgoderij goed doordat alles wat zij aanbidden slechts de verschijning van de Heer in de gedaante van een mens, een boom of een steen is.
O broeders, als de Sabianen ongelovigen waren omdat ze de sterren aanbaden, en de Joden ongelovigen waren omdat ze het kalf aanbaden, en de Christenen ongelovigen waren omdat ze 'Isa aanbaden, en de Quraysh voor de (komst van de) Islaam ongelovigen waren omdat zij afgoden aanbaden... hoe kan dan degene die oproept naar de aanbidding van al deze dingen geen ongelovige zijn? [Zie Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 38)]
Ibn 'Arabee geeft zelfs zijn overtuiging toe dat alle godsdiensten één zijn en dat zijn hart er klaar voor is om iedere sekte en godsdienst te omarmen. Hij zegt in zijn boek Dhakhaairul A'laaq sharh Tarjuumanil-Ashwaaq:
Voor (het aanbreken van) deze dag bekritiseerde ik mijn metgezel, als mijn godsdienst niet hetgeen was dat hij volgde. Maar mijn hart is veranderd om iedere beeld te accepteren, dus weilanden voor degene die van de zorgeloosheid houden en kloosters voor de monniken. Een huis van afgoden en het afgoden-huis in Taa'if, de bladen van de Torah en de mushaf van de Qor-aan. Ik volg de godsdienst van liefde waar het mij ook brengt, dus alle godsdienst is mijn godsdienst en mijn overtuiging. [Al-Wakeel: Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 93) en hij schrijft het toe aan pag. 93 van Dhakhaairul A'laaq.]
Bovendien waarschuwde ibn 'Arabee zijn volgers voor het geloven in één specifieke godsdienst en het ongelovig zijn aan alle anderen. Hij zei in al-Fusoos:
Pas op voor het beperken tot één specifieke geloofsleer en het ongelovig zijn aan al het andere, waardoor veel goeds jou zal ontlopen, voorzeker, je zou de verkrijging van kennis van zaken in de vorm waarop hij het volgt missen. Wees daarvoor in de plaats er klaar voor om alle vormen van geloof te aanvaarden. Dit vanwege het hoger en groter zijn van Allaah dan te begrijpen is door één overtuiging en de uitsluiting van anderen. In plaats daarvan zijn ze allemaal correct, en eenieder die correct is ontvangt beloning, en eenieder die beloond wordt is gelukkig, en eenieder die gelukkig is, is degene met wie Hij welbehagen heeft. [Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 94) en hij schrijft het toe aan al-Fusoos (pag. 191).]
Derhalve verklaard ibn 'Arabee dat de Farao in de tijd van Moessa gered was en hij zegt becommentarierend op de uitspraak van Allaah, de Meest Verhevene:
..Een troost voor het oog voor mij en voor u... [28:9]
Dus daardoor kwam behagen voor haar oog, i.e. bij die van de vrouw van de Farao, vanwege de perfectie die zij gekregen had, en het plezier voor de oog van de Farao was vanwege het geloof (Imaan) die Allaah aan hem gaf toen hij verdronk, aldus nam Hij zijn ziel die puur en gezuiverd was, zonder onzuiverheid. [Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 95) en hij schrijft het toe aan al-Fusoos (pag. 201).]
Hij verklaard openlijk dat Farao een Gelovige was, in tegenstelling tot de tekst van de Nobele Qor-aan in vele ayaat. Daarvan is de Uitspraak van Allaah, de Meest Verhevene:
Daarop greep Allaah hem met een bestraffing voor zijn laatste ([79:24]) en eerste ([28:38]) misdaad. [79:25]
Ook 'Abdul-Kareem al-Jeelee die in het jaar 830H stierf zei, zijn overtuiging verklarend over dat alle godsdiensten één zijn, in zijn boek al-Insaanul Kaamil (De Perfecte Mens):
Dus ik geef mij over aan waar mijn verlangens mij ook aan doen overgeven, hoe kan ik twisten met het oordeel van een geliefde. Soms kun je mij zien buigen in de moskeeën en in andere tijden zal ik biddend te vinden zijn in kerken. Als ik naar het oordeel van de Sharee'ah een zondaar ben dan ben ik met betrekking tot de realiteit gehoorzaam. [Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 96) en hij schrijft het toe aan al-Fusoos (1/69).]
Derhalve is er volgens al-Jeelee geen verschil tussen de moskee en de kerk, en ook al was hij zondig en ongehoorzaam aan de bevelen van Allaah volgens het uiterlijke en duidelijke Sharee'ah, zoals hij beweerde, was hij innerlijk gehoorzaam aan Allaah daar hij gehoorzaam was aan de wil van Allaah.
Luister ook naar de bewering van ibnul-Faarid dat Allaah eigenlijk Zijn schepping is, en Hoog is Allaah daarboven. Hij zei:
Ik ga verder vooruit naar de echte realiteit, en de mensheid was achter mij, waar ik mij ook toe wendde, daar was het. Het is geen wonder dat de mensen hadden gebeden totdat Mijn hart gevestigd werd en het is de richting van het Gebed en het streven voor mij. Want het zijn allemaal mijn Gebeden, welke ik uitloof op de plaats waar ik sta, en ik getuig erover dat het naar mij had gebeden. En al het andere bad naar mij en Mijn Gebed was aan niemand gericht behalve aan mij, in iedere rak'ah.
Ibnul-Faarid heeft ook een complete gedicht samengesteld waarin hij Allaah in de vrouwelijke vorm omschrijft. Desalniettemin, O broeders, staat de tijd het ons wederom niet toe om andere voorbeelden over het geloof in de eenheid van alle godsdiensten, van de meeste Sufis, naar voren te brengen. Vanuit de woorden van hun vooraanstaande leiders zoals ibnul-Faarid, al-Jeelee, ibn 'Ajeebah, Hasan Ridwaan, ibn Basheesh en ad-Dimardaash en anderen, en voor wie graag deze dingen wil zien, dan kan hij verwijzen naar het boek Haadhi Hiyas-Soofiyyah (Dit is Sufisme) van 'Abdur-Rahmaan al-Wakeel rahimahoellaah.
Dus de persoon die het volledig begrijpt is hij die iedere object van aanbidding ziet als een manifestatie van de waarheid die daarin zit, waarvoor het aanbeden wordt. Daarom noemen zij het allemaal een god, samen met de bijbehorende naam, of het nu een rotsblok, of een steen, of een dier, of een persoon, of een ster, of een engel is. [Al-Fusoos (1/195), al-Wakeel: Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 38).
Dus ibn 'Arabee verklaard hun afgoderij goed doordat alles wat zij aanbidden slechts de verschijning van de Heer in de gedaante van een mens, een boom of een steen is.
O broeders, als de Sabianen ongelovigen waren omdat ze de sterren aanbaden, en de Joden ongelovigen waren omdat ze het kalf aanbaden, en de Christenen ongelovigen waren omdat ze 'Isa aanbaden, en de Quraysh voor de (komst van de) Islaam ongelovigen waren omdat zij afgoden aanbaden... hoe kan dan degene die oproept naar de aanbidding van al deze dingen geen ongelovige zijn? [Zie Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 38)]
Ibn 'Arabee geeft zelfs zijn overtuiging toe dat alle godsdiensten één zijn en dat zijn hart er klaar voor is om iedere sekte en godsdienst te omarmen. Hij zegt in zijn boek Dhakhaairul A'laaq sharh Tarjuumanil-Ashwaaq:
Voor (het aanbreken van) deze dag bekritiseerde ik mijn metgezel, als mijn godsdienst niet hetgeen was dat hij volgde. Maar mijn hart is veranderd om iedere beeld te accepteren, dus weilanden voor degene die van de zorgeloosheid houden en kloosters voor de monniken. Een huis van afgoden en het afgoden-huis in Taa'if, de bladen van de Torah en de mushaf van de Qor-aan. Ik volg de godsdienst van liefde waar het mij ook brengt, dus alle godsdienst is mijn godsdienst en mijn overtuiging. [Al-Wakeel: Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 93) en hij schrijft het toe aan pag. 93 van Dhakhaairul A'laaq.]
Bovendien waarschuwde ibn 'Arabee zijn volgers voor het geloven in één specifieke godsdienst en het ongelovig zijn aan alle anderen. Hij zei in al-Fusoos:
Pas op voor het beperken tot één specifieke geloofsleer en het ongelovig zijn aan al het andere, waardoor veel goeds jou zal ontlopen, voorzeker, je zou de verkrijging van kennis van zaken in de vorm waarop hij het volgt missen. Wees daarvoor in de plaats er klaar voor om alle vormen van geloof te aanvaarden. Dit vanwege het hoger en groter zijn van Allaah dan te begrijpen is door één overtuiging en de uitsluiting van anderen. In plaats daarvan zijn ze allemaal correct, en eenieder die correct is ontvangt beloning, en eenieder die beloond wordt is gelukkig, en eenieder die gelukkig is, is degene met wie Hij welbehagen heeft. [Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 94) en hij schrijft het toe aan al-Fusoos (pag. 191).]
Derhalve verklaard ibn 'Arabee dat de Farao in de tijd van Moessa gered was en hij zegt becommentarierend op de uitspraak van Allaah, de Meest Verhevene:
..Een troost voor het oog voor mij en voor u... [28:9]
Dus daardoor kwam behagen voor haar oog, i.e. bij die van de vrouw van de Farao, vanwege de perfectie die zij gekregen had, en het plezier voor de oog van de Farao was vanwege het geloof (Imaan) die Allaah aan hem gaf toen hij verdronk, aldus nam Hij zijn ziel die puur en gezuiverd was, zonder onzuiverheid. [Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 95) en hij schrijft het toe aan al-Fusoos (pag. 201).]
Hij verklaard openlijk dat Farao een Gelovige was, in tegenstelling tot de tekst van de Nobele Qor-aan in vele ayaat. Daarvan is de Uitspraak van Allaah, de Meest Verhevene:
Daarop greep Allaah hem met een bestraffing voor zijn laatste ([79:24]) en eerste ([28:38]) misdaad. [79:25]
Ook 'Abdul-Kareem al-Jeelee die in het jaar 830H stierf zei, zijn overtuiging verklarend over dat alle godsdiensten één zijn, in zijn boek al-Insaanul Kaamil (De Perfecte Mens):
Dus ik geef mij over aan waar mijn verlangens mij ook aan doen overgeven, hoe kan ik twisten met het oordeel van een geliefde. Soms kun je mij zien buigen in de moskeeën en in andere tijden zal ik biddend te vinden zijn in kerken. Als ik naar het oordeel van de Sharee'ah een zondaar ben dan ben ik met betrekking tot de realiteit gehoorzaam. [Hadhihi Hiyas-Soofiyyah (pag. 96) en hij schrijft het toe aan al-Fusoos (1/69).]
Derhalve is er volgens al-Jeelee geen verschil tussen de moskee en de kerk, en ook al was hij zondig en ongehoorzaam aan de bevelen van Allaah volgens het uiterlijke en duidelijke Sharee'ah, zoals hij beweerde, was hij innerlijk gehoorzaam aan Allaah daar hij gehoorzaam was aan de wil van Allaah.
Luister ook naar de bewering van ibnul-Faarid dat Allaah eigenlijk Zijn schepping is, en Hoog is Allaah daarboven. Hij zei:
Ik ga verder vooruit naar de echte realiteit, en de mensheid was achter mij, waar ik mij ook toe wendde, daar was het. Het is geen wonder dat de mensen hadden gebeden totdat Mijn hart gevestigd werd en het is de richting van het Gebed en het streven voor mij. Want het zijn allemaal mijn Gebeden, welke ik uitloof op de plaats waar ik sta, en ik getuig erover dat het naar mij had gebeden. En al het andere bad naar mij en Mijn Gebed was aan niemand gericht behalve aan mij, in iedere rak'ah.
Ibnul-Faarid heeft ook een complete gedicht samengesteld waarin hij Allaah in de vrouwelijke vorm omschrijft. Desalniettemin, O broeders, staat de tijd het ons wederom niet toe om andere voorbeelden over het geloof in de eenheid van alle godsdiensten, van de meeste Sufis, naar voren te brengen. Vanuit de woorden van hun vooraanstaande leiders zoals ibnul-Faarid, al-Jeelee, ibn 'Ajeebah, Hasan Ridwaan, ibn Basheesh en ad-Dimardaash en anderen, en voor wie graag deze dingen wil zien, dan kan hij verwijzen naar het boek Haadhi Hiyas-Soofiyyah (Dit is Sufisme) van 'Abdur-Rahmaan al-Wakeel rahimahoellaah.
0 reacties:
Een reactie posten